Zeeland wil niets liever dan het
tekort aan forensisch artsen een halt toeroepen. Maar de vakmensen van nu
vergrijzen en studenten geneeskunde kiezen voor enn andere specialisatie.
Met flinke passen duwt Sjef Vrencken een brancard op wielen met daarop een
gesloten lijkzak het beveiligde mortuarium van Zeeland binnen. Hier worden
doden achter slot en grendel bewaard, zodat niemand sporen op hun lichaam kan
aanbrengen of wissen. Vrencken onderzoekt die sporen. Maar vaker nog onderzoekt
hij de levenden: arrestanten die een arts nodig hebben en slachtoffers van
een mishandeling of een verkrachting.
Achter haar bureau in Goes
slaakt Joke Gaemers intussen een diepe zucht. De directeur publieke gezondheid
van de GGD in Zeeland heeft nieuwe forensisch artsen nodig en wel nu. Want de
komende twee maanden gaan er twee met pensioen. En dan blijft er nog maar
eentje over.
Het tekort aan forensisch artsen – die werken voor gemeenten, bij de GGD – is
een landelijk probleem, bevestigde een rapport van de Inspectie gezondheidszorg
en jeugd onlangs. In totaal telt ons land 175 forensisch artsen. Daarvan gaat
naar schatting 40 procent de komende tien jaar met pensioen. Terwijl er veel
te weinig nieuwe worden opgeleid. In Zeeland is het probleem op dit moment
het allergrootst. Vanaf februari staat forensisch arts Sjef Vrencken er alleen
voor. “Dat kan gewoon niet”, zegt Gaemers, die Vrencken op de loonlijst heeft
staan. “Dit werk kun je niet alleen doen, omdat je 24 uur per dag, 7 dagen per
week beschikbaar moet zijn. Met z’n drieën is het al puzzelen wie wanneer op
vakantie kan”, legt ze haar dilemma uit. Het verbaast Vrencken – die met zijn
kalme blik een zekere vorm van Zeeuwse nuchterheid uitstraalt – dat het zo
moeilijk is om nieuwe collega’s te vinden. Er bestaat namelijk geen mooiere
baan dan de zijne, al zegt hij het zelf. “En ook nog in een prachtige
omgeving!”
Kijk één aflevering van de politieserie CSI en je zou zweren dat zijn vak geen
promotie meer nodig heeft. Vrencken wordt ingeschakeld door politie, justitie
en gemeenten als sprake is van een niet-natuurlijk overlijden of een vermoeden
daarvan. “Bij ongeveer een kwart van alle doden is sprake van een niet-natuurlijk
overlijden”, zo schat hij in. Jaarlijks is hij – nu nog met zijn collega’s –
verantwoordelijk voor het schouwen van zo’n driehonderd lichamen van
overledenen. Het gaat dan soms om mensen die zijn vermoord, veel vaker betreft
het fatale ongevallen, zelfdoding en euthanasie. Bij deze laatste overlijdens
controleert hij of de juiste procedures zijn gevolgd. Hij wordt ook gebeld als
iemand al dagen of zelfs weken dood in een woning ligt. “Die wordt dan
blijkbaar door niemand gemist en pas ontdekt als een buurvrouw een vreemde geur
ruikt”, zegt hij over hoe dat meestal gaat. Hij onderzoekt ook mensen die zijn
overleden na een ongeval in huis, op het werk of in een verpleeghuis.
Bijvoorbeeld na een val achter de rollator. Maar vaker nog dan de doden
onderzoekt hij de levenden. Bijvoorbeeld aangehouden arrestanten op het
politiebureau, waarbij hij de rol van de huisarts overneemt. Het gaat dan vaak
om verslavings- en psychiatrische problemen. Maar hij stelt ook
letselbeschrijvingen op van slachtoffers van geweld of doet sporenonderzoek bij
zedendelicten. En hij voert bloedproeven uit bij verkeersdeelnemers van wie
wordt vermoed dat ze met drugs op achter het stuur zijn gekropen. Vrencken
krijgt gemiddeld vier à vijf van de bovenstaande opdrachten binnen 24 uur. Op
een gemiddelde werkdag is hij tijdens kantoortijd drie uur en na kantoortijd
vijf uur met forensisch werk bezig. Al dertig jaar stapt hij zodra hij een telefoontje
krijgt in zijn auto, gooit hij zijn koffer op de bijrijdersstoel om ergens in
Zeeland, op een plaats delict, een ‘PD’ voor kenners, een wit pak met een witte
muts over zijn hoofd te trekken. Het is dan aan hem om samen met forensisch
rechercheurs en de tactische politie te onderzoeken wat er is gebeurd, door
goed te kijken en te ruiken, soms door te voelen, maar ook via DNA- en
bloedonderzoek en door met nabestaanden te praten. Snijden in dode lichamen
doet hij zelf niet. Als dat nodig is – en dat is niet vaak het geval – gebeurt
dat bij het Nederlands Forensisch Instituut.
Vrencken is de ogen en oren van politie en justitie. Hij signaleert, achter de
afzetlinten van een plaats delict, als een van de eersten wat er in de
maatschappij gebeurt. Dingen die de gewone burger niet te zien
krijgt, omdat ze zich achter de voordeur in de privésfeer of in het
criminele circuit afspelen. Van drugsmoorden tot familiedrama’s. Zijn objectieve
medische oordeel kan een signaal zijn voor de politiek om wet- en regelgeving
aan te passen, maar is ook in rechtszaken van belang. “Forensisch artsen
leveren met hun werk een bijdrage aan strafrecht, openbare orde en de
volksgezondheid”, zegt Gaemers. Een belangrijke taak. En dus moet de GGD
van Gaemers creatief zijn om op korte termijn een oplossing voor het
personeelstekort te vinden. “We bieden het werk parttime aan voor
gespecialiseerde artsen die dit naast hun huidige baan willen doen. We kijken
ook naar de mogelijkheid om Zeeuwse huisartsen te laten bijspringen en
misschien kunnen basisartsen – die nog niet gespecialiseerd zijn – met de
juiste begeleiding, introductieopleiding en supervisie een aantal werkzaamheden
overnemen”, zegt ze. Om deze tijdelijke oplossing mogelijk te maken is de GGD
van Gaemers in overleg met verschillende ministeries, de inspectie,
artsenfederatie KNMG, het Forensisch Medisch Genootschap en collega GGD’en.
Samen hopen zij ook nieuwe artsen te enthousiasmeren om binnen een jaar in te
stromen in de opleiding tot forensisch arts.
Het werk is niet voor iedereen weggelegd, zegt Vrencken. Je moet tegen
onregelmatige werktijden kunnen, want criminelen houden zich niet aan
kantoortijden, zegt hij gekscherend. Verder moet je emotioneel sterk in je
schoenen staan en goed met onzekerheden kunnen omgaan. “Je komt in heftige
situaties terecht en je moet je altijd blijven realiseren dat wat je ziet, niet
normaal of gemiddeld is. Dan zou de maatschappij een hele donkere plek zijn.” Alle
studenten die bij hem stage komen lopen zijn razend enthousiast over het werk
en hoe veelzijdig het is, zegt hij. “Ik hoef ze maar één verhaal te vertellen
over een spannende situatie en ze hangen aan mijn lippen.”
Hoe kan het dan dat de uitstroom van forensisch artsen groter is dan de
instroom van nieuwe studenten op de opleidingen? “Binnen geneeskundeopleidingen
komt de sociale geneeskunde, waar dit werk onder valt, minder en vaak ook pas
later in de opleiding aan bod”, zegt Vrencken. Op het moment dat
geneeskundestudenten dan bij hem stage komen lopen, hebben ze in hun
keuzevakken al voorgesorteerd op een andere baan en vinden ze het te riskant om
nog van keuze te veranderen, legt hij uit. En het salaris? Gaemers: “Ja, als
specialist in de publieke gezondheidszorg verdien je waarschijnlijk niet zoveel
als een medisch specialist in een ziekenhuis. Landelijk wordt gekeken naar de
arbeidsvoorwaarden, en dus ook naar wat we kunnen doen aan het salaris.” Een ander
probleem is dat de studenten die als forensisch arts afstuderen, vaak niet op
het platteland maar in de grote steden aan de slag gaan. Omdat ze daar hun
opleiding hebben gevolgd, en omdat de werkzaamheden zich daar centreren op één plek.
Vrencken: “Zeeland is een dunbevolkt, uitgestrekt gebied. Je zit soms wel even
in de auto voor je op de plaats delict bent. In een stad gebeurt alles om de
hoek.” Gaemers maakt zich niet alleen zorgen over de korte termijn, maar ook
over de lange. Ze is van mening dat het goed zou zijn als de versnippering in het
vakgebied wordt aangepakt – de forensische geneeskunde valt nu onder
verschillende opdrachtgevers (politie, justitie, gemeenten), die ieder
verschillende eisen, regels en wijze van financiering hebben. Zo hebben
de GGD’en bijvoorbeeld een apart contract met de politie voor
het uitvoeren van medische arrestantenzorg. Dat werk kan in theorie ook
door de politie aan andere (commerciële) partijen worden uitbesteed. Hetzelfde
geldt voor de zedendelicten, bloedproeven en letselbeschrijvingen. Als dat
gebeurt, wordt het vak voor een forensisch arts een stuk minder interessant.
Dat is volgens Gaemers niet wenselijk in deze toch al krappe arbeidsmarkt.
“Het zou goed zijn als alle betrokken partijen een gezamenlijke
verantwoordelijkheid voelen voor de instandhouding en de professionalisering
van het vak”, zegt ze.